Gebruiker:Suidpunt/Fort Lijdzaamheid/Ekspedisie1723

Die volgende teks is 'n poging om uit die oopbron-dokument te transkribeer. Dit handel oor die eerste ekspedisie in 1723, wat die een van 1725 voorafgegaan het. (Met verwysing na W.H.J. Punt se aantekeninge op bl. 8 en 10; asook Daghregister; 13 Maart 1724). Jean Michel het weinig instruksies gegee, omdat die sekunde 'n ekspedisie/landreis wou hê.

begin bl. 546

Wij onder geschreven Jan Cordes, Anthonij Hoorens
en Bernardus Engeling verklaren mits desen
dat ter onser presentie den p.l. Secondo
deses Comptoirs Sr. Jan Christoffel Steffler
in dese voorledende maand van Julij diffe-
rente malen heeft soeken te persuadereen
het opperhoofd den E. Jan Michel, van hem

[einde bl. 546]
begin bl. 547

permissie te geeven, omme g'accompagneerd van
eenige manschappen, en trekbeesten een land-
togt te doen, naar de zoogenaamde blaauweberg
alias, kooperberg omtrent 10 uuren van hier gele-
gen omme der selven mijnen te besien, dog meer
gementioneerde opperhoofd Considereenende en
hem voorstellende de wijnige Interest die
d'E. Comp: daar van konden hebben, heeft hem
sulx afgeraaden, en in geenen deelen willen toe-
staan, egter den seconde heeft niet nagelaten
hem dagelijks daar over Lastig te vallen, seggen-
de dat onse heeren en meesters daarmeede
konde gedient zijn, sulx Continueerende tot
den 5. deeses, laatende sonder ordres van [dik]
gem: opperhoofd, drie ossen het draagen Leeren
protesteerende, een maal, voor allemaal dat
indien d'E. Jan Michel het nie woude toe-
staan, als dan bij onse heeren majoors daar-
over klagtig te vallen, als over een man die s' Comp.
Interest niet sogte te behartige, waarop d'E.
Jan Michel, ons ondergeteekende daar van ken-
nis gegeven hebbende, is geresolveerd, hem sijn
instandig versoek toe te staan, mits Conditie
dat nogte hij, nogte sijn bijsig hebbende manschap
bestaande in een Sergeant, 1. meester, 1. Corpor:l
13. gemeene en drie matroosen sig souden

[einde bl. 547]
begin bl. 548
hebben te begeeven, als den zoo genoemde Coperbergh
als mede hun gesaamentlijke recommandeeren
dat ten allen tijden geduurende de togt, sig
bij malkanderen souden houden, als meede
de swarten vrindelijk begegenen hunnen mede
geevende Proviesie, voor veertien dagen en drie
draag ossen, om de Negotie en Proviandt te dra-
gen, stellende den vertrekdag uijt tot den 9. des:s,
wanneer onder Godes Zegen sijn vertrocken,
en op dat in Cas van eenig ongeluck, dat God
[ver]hoeden will, meergem: opperhoofd, geen Verant-
woording daar van mag hebben, zijnde daar toe
als genootsaakt, soo heeft ons versogt, het
gepasseerd 't onderteekenen, gelijk ook in
teeken der waarheijdt gedaan hebben, met
onse Eigen handt, als hier onder blijkt. /: onder-
stond: / In Comp.s Fortresse Rio de la Goa, den
10. August: 1723 : / was geteekent / Jan Cordes,
A: Hoorens, B. Engeling /: Lager / accordeert
/: geteekent: / Jan Michel /: nog lager: / accordeert,
/: geteekent / R. Tulbagh, E. g. Clercq.

[einde 548]

Einde van opdrag.
Begin van dagregister van ekspedisie 1723.

begin 517
Journael gehouden door den p.l.:
secunde Jan Christoffel Stefler
door hem gehouden op de Landtogt
naar de zoo genaemde blaauweber-
gen, omtrent 10. uuren van hier
den 9: aug:s 1723.
Met God.

augustus 1723
maandag, 9. dito: s'morgens te 6 uur en omtrent van s'Comp:s logie
vertrocken prosequeeren, onsen march door het riet=
veld, en Campeeren tegens de middag omtrent 1. uur
agter de dicke matolle bij een schoone water put en

[einde bl. 517]
begin bl. 518

Gras, voor onse beesten des 'smiddags dan weder om
water te haalen waaren, vonden het selve soo troebel
dat het niet genieten konden, maar moesten in onse
kannen haalen en setten Laaten, matholle preten-
deerde eene schenkage t' welk hem geweijgert wierd
sagt sijn profijt op een andere manier, en woude de
bocken niet minder dan 4. bosjes groote Coralen geven
en alsoo gewaardschouwt worden, morgen geen gagies
int geheel 't ontmoeten, ruijlen voor elke man en
haen, om hem daar meede tot overmorgen te versien,
verders niets van consequentie gepasseert.

dingsdag 10. dito: ten 3 uuren 'sogtens packen onse ossen en bree=
ken te'n 4. uuren op, om onse weg te prosequeeren
maar op de march zijnde, hadden het ongeluk dat
een van onse ossen struijkelde en viel, waar door
op 't hol raakende, en te dragen of door goede off door
slagen niet te brengen was, ons ook obligeerde 3.
negresse te neemen, om de goederen tot mattolle
Cifunque alwaar nu Leggen, en omtrent 4. uuren
van de gisterige march is, dragen moesten, wij
hoorden ook een stercken Canonschoot, het welk
ons halte deede maaken, maar alsoo een pijpe
tabak rookens daan nog een klijne hoorde
hiel zulx voor geen zeijn, maar dat het schoon
maken van het geschut, 't welk van mijn ver-
treck, gepremediteert, beduijden moeste, 't welk


[einde bl. 518]
begin bl. 519

mij gelooven deede, dat nog 11. daaraanvolgende hoorde
en geen een van de reede, om ook in geene Verleegent-
heijd te vallen hebben geresolveert 3 bocken te koo-
pen en Levend meede te voeren, de welcke ook niet ge-
bruijkende int fort komen te Passen komen, kon-
nen anders nog niet verrigten, ik ben geweest
en hebbe het Pad besien, waar af, mede niet met
al seggen kan tot het water sullen passeert
sijn de Negers, van deese Negorije Lijken wel groote
gauwdieven te weesen, sy willen sonder een schen-
kagie ook geen vinger int water steeken, 'savondts
komt matolle bij ons, buyten sijn Negorije, en
Presenteerd wel bocken te verkoopen, ijdog niet
minder dan 4. bosjes, 't welk dog op 3. gemindert
voor welke Prijs geruijlt heb om dat in deese ne-
gorije 'snagts Campeerde, en daan uijt den guide
hebben moest, [Ver]eerde aan den Capit:n 2: bosjes Co=
ralen, 't welk hij als niet Considereerde, mij daar-
over belagte, en een groote schenkagie vraagde
Ik moeste een tolk hebbe, die de taale sprak, en
moeste dierhalven ook een tolk en guide hebben
en aan hem nog 2. bosjes [Ver]eeren, ook de tolk
3 bosjes voor uijt geeven.

woensdag 11. dito: 'Smorgens heel vroeg brengt Mattolla de
bocken, wij breeken op, en alsoo de revier waar-
over moesten, niet verre is laten onse bagagie

[einde bl. 519]
begin bl. 520

int geheel daarna toe draagen en sette daarmeede
mitsgaarders ook de ossen, dat veel moeijte maak-
te aan d'overkand, alwaar wegens de [ver]moeijtheijt van
de beesten halte maken, en deesen avond de nagt;
en morgen ogtent, onder godes geluijde marcheeren
zal ik gaa van deese middag wat voor aan in't
bosch om 't pad te sien, alwaar vliegens vooraan
veele Paarden, van Wilde Paarden en Esels en Oli=
phanten vonden, niet verre daar aff ook een oliphant
Ik nam mijn snaphaan onder de arm, en ga
allenskens weer na het Commando, daar
sulx wel vinde; en beslooten de march s'avondts
aan te treeden, maar daar en waar geen een
swarte, die hem wegens het wild gedierte ge-
trouwen dorste meede te gaan, waarom ge-
nootsaakt wierden, nog eene nagt sonder
ijets uijt te voeren in soo een woestijne te
Camperen, deswanten hieuwen ons tot donker
getrouwe geseldschap, maar nagt werdende
vertrocken allegaar, na haare negorije, 't welk
mij wegen haare begeerigheijt niet onaange-
naam waaren, die geheele nagt moeste met alle
man een groote vuur wagt houden, de negers
wenden alle bedenckelijke moeijten aan om
te beletten, Land te besien, weshalven ook nog
1. bok, de welcke aan ons Verruijlt hadden weder

[einde bl. 520]
begin bl. 521

weg haalen, om door gebreck van kost ons weder
om, omtekeer en soeken, den eenen van onsen tolk
Philip genaamt, is onder anderen nog verbooden niet
te seggen, waar de Cooper van daan komt, op Peine
van hem uijt Land te jagen, nog 'savondts komt de
oppervoogd voorn:en berigt, hoe hij gehoord dat 3.
scheepen op de reede Lagen, maar dewijl ons haare
Intentsie bekent, 't Liegen haar lieden aangebo=
ren, als de vogels het vliegen, ook maar soo kort
van het Fort waaren, dat wel 3. maal boodschap
daar van hebben konden, nog meer wijl door 2. van
ons meede geweesene matroosen bij een brief wee-
tend gemaakt, waar gecampeerd bleeven kreunden
ons aan haar praatjes niet maar sette

donderdag 12. dito: ons en weg door 2 woestenije voort, wij sagen daar
inne Lagen bij lagen, van oliphanten, renosters, wilde
Paarden, Esels, harte beesten, 8: Laaste, P: en E.
voor ons loopen, eerste door het geraas V[er]stoordt,
vonden op het Pad V[er]wonderende de grootste boomen
omgeslaan, t' geeft hier uijtsteekent brandhoudt,
soo meede om deelen, ook van de grooste Knie, en
om huijsen te bouwen, maar niet hout goed tot
masten 't Vlacke Landt lijkt besonder bequaam
om gesaijdens, voort te brengen, wij quaamen tegens
den avond bij een Klijne negerije, den Capitn: daar
van waare mattollo human, konden van hem niet

[einde bl. 521]
begin bl. 522

hebben als eenige hoenderen, en nog dien genoeg te
betaalen, setten onse weg al voort, en passeerden
deesen avond nog een revier, daar selffs blijven onder
eenen groene boom gecampeert, om het wild gedierte
halve, ordonneerende geen eens alleenig hem te egua-
teeren 'snagts en voorts,

vrijdag 13. dito: als mijn geboorte dag reegende extraordinaris
sterck, 't welk als allegaar door en door nat zijnde,
seer verhinderlijk waaren, onsen weg voortte setten
terwijl ook niet meer als 4. bokken int Leeven
hadden, en soo haast, na 't advijs van den tolk aan
geen Cagies kwaamen, moesten 24. houders voor ons
ruijlen, om bij aldien op 't Pad ons soo ijts mogte
overkoomen, geen verlegentheijt te sijn, 't geeft hier
anders groote steenigte bergen, d'aute soo als
die van de tafelberg, scheeld alreets wel veel de
hoogte deesen van den tafelbergh, terwijl weer
deeser agtermiddag nog wat begint op te klare
en suijmen niet, maar laaten de beesten op za=
delen, en treeden de marsche weder aan
koomen na dat 2. bergen op regterhand Leggen
Laaten, op een sponsieuse schoone en swarte
grond, alwaar na alle apparentie wel koorn
groeijen souden en naar deese op een roode
steenagtige, dat goed wijn land is, naar deese

[einde bl. 522]
begin bl. 523

weer in Kleijne Boschaatsjes, voorts aan den Voet
van den berg van den daar een schoone heldere put
Lieten Volk en Beesten drinken, Stapten berg op,
die alle gaar Steenagtig waeren, sagen Buffels
Ren Ossens, herte, wilde Esels, paarden en nog een
soort van Beesten van gedaante als een klijn Koeije,
Bruijn Van Couleur, Zwarte Hoorens en van de nee-
gers Hunguoni gen.t. de tolke welke mede hebben
Wendeden alle Nijt aan om ons te doen Keeren, Zij
maeken dat nu Soo periculeus, Willen ons obsoluet
doen gelooven hoe in 1 1/2 maand geen Water nog
Cagies vonden, maar dat dit maar Leugenen blijkt
aan alle haere praatjes, Wand desen avond omtrent
10: Uuren, by maanscheijn, komen nog bij een Vreem-
de negorije, Senden den tobak met 2 van onse Man-
schap vooruijt en waeren aldaar Wel onder een
Boom geplaatst, de mede genomene tolk, ter
wijl haar Spraaken niet helpen konde, namen
'snagts de Vlugt daar niet veel om geve, terwijl de
bij ons hebbende neger [Maconcer] in de Wandeling
Springer gen:t Sij nog al wat Verstaan konde,
deese Negers Sijn een effective Specie van
Hottentots, man en Vrouw dragen Carosse van
Velle, Zijn niet gesneeden gelijk die int Land
omtrent het vortresse, Kloeke persoonen, haar
afgod is Copere Ringen en Coralen, om sulx te

[einde bl. 523]
begin bl. 524

hebben, sij vader en moeder verkoopen zouden, leven
van wilde beesten, diese [ken tekijk] in touw van
wortels en bast weeten te van geen, deese nagt en
waeren niet te bewegen ons te Seggen dat verders
landwaars in eenige Volk woont, maar

saturdag 14. dito: doen aan de Capitain een Ring beloofte, waeren
gereed ons bij een groote Capitain te brengen, na-
men den march aan, passeerde met veel moeijte een
Steenagtige Reviere, voorts berg aan berg af
op groote stijle en Leege bergen, alle gaar Schone
Vallijen, plaisierlijk om te sien, hout genoeg
tot snagts, toen aan nog op een groote Steen
rotse quamen, dat de beesten niet verder kon-
den, gingen onder den vrijen hemel leggen
sonder water en sonder hout, 't reegende en het
wooeij besonder hart tot:

sondags 15 dito: 'Sogtens, toen weder op broken en over
bergen seer stijl marcheerde, 't gemeen moeste naar
Bequamen de Equipagie te dragen, Alsoo de beesten
de Stijlte niet anders beklimmen konden, qua-
men eijndelik 'savonds 8 uuren aan een negorije
en alwat leven ontfangen hadde Liepen berg op.
Laeten kinderen en beesten, die hier overvloedig
sijn leggen, Ik sond den Sergeant met 2 mannen,
en den tolk na den Capit: moande, om in Sijn
negorije te blijven, dat veel moeijte om 't accordeeren

[einde bl. 524]
begin bl. 525

gekost heeft eijndelijk quamen 'snagts daar, Ik
vereerde hem en copere ring die alle vreese wegnam,
Morgen Salde negorij besien, en kijken wat hier
Voor Vallen Sal.

Maandag, 16 dito: 'Smorgens mooij weer dog veel kouder hier tussen
de bergen als ooijt aan de Zee kant gevelt, ik gaa heel
vroeg om de negorij te besien, dese vinde heel wel
bewoond, want meer dan 400 Cagies, alle op de fat-
soen van een Bak=oven gebauwt aan Een diepe
Revier leggen 't welke van haar geen namen heeft;
hierinne Sijn Caijmans en veel Visschen, Vervult,
het geheele Land met Beesten, nog en betamen
Sij Lieden haar niet een daar af te slagen, en te eten,
den Capitn. Voorn. Komt Weder aan Mijn hutte Vraagd
wat CoopmanSchap medebrenge. Ik late hem
een proeve van alle Coralen Sien, Waar Van de Geele
Koosen, en Vertoonde mijn toen ook een Oliphants
tand, waarvoor toen 100 bosjes geele Vraegde, Van
Welkgeprijs ook niet stappen woude, 't welk geen
teijken is dat hier negotie doen sal, dog mij wel
Contenteeren, dat van hem ten weete gekregen
hebbe hoe hij de Capitain van de IJsere bergen, dat van
hier daar Waren nog maar 9: dagen gaans, de fat-
soen van het maken zijt hij dusdanig te sijn, hij zijt aan
de Voet van der gen[:] Zwarte Steene, 't welke Steen Kolen
presumeeren te te sijn, daar sij het vuer aan Leijt


[einde bl. 525]
begin bl. 526

Boven gedragen sijnde, de tacken van d'andere berge
gloeijend maken, daar afkapt en aanstonds smeet,
Ik sal sien wat rigten kan.

Dingsdag 17. dito: 'Smorgens mooij weer dog kout, de Capitain
komt weer bij mij vraagd thin, ik soeke hem te
persuadeeren mede naar het fortres te gaan en sijn
Tanden mede te nemen, 't welk hij beloofde te doen, ik
vraeg hem onder anderen beesten te Ruijlen, daar
voor hij 6: Bosjes sware groote geele coralen pretendeerde,
voor welke prijs niet meer ruijlen kan als wat voor
provisie op het pad sal van nooden hebben, maekt op
sulk een prijs de Comp.e duurder dan in't fort a 10. bosjes
Kleijne blauwe te staan quamen.

Tot dus verre van den p.l. secunde Jan Christoffel Stefler
en Volget het Journaal van den p.l. Corporael Jan
Mulder in't wederom komen.

Woensdags 18 dito: 'Smorgens mooij weer, Mijn heer Stefler en
Sligting met 4 man Bennen ver in't Land gegaan,
om te sien, en liet mij bij het volk, en gaf mij ten
antwoord, dat ik wel moest oppassen, en een
Koeijbeest slagten, die mijn heer eerst daags van
te vooren had geruijlt, des daags de swarten met
heele troupen rondom ons geseten, niet wetende
wat de swarten in zijn hadden, des avons als de
beesten quam de capitain op sijn fluijtje gefluijt
hebbe, doen bennen de swarten allegaar bij malkaar

[einde bl. 526]
begin bl. 527

gekomen en hebben de beesten, weggedreeven uijt de nego-
rije en staken een vuur of 3 Rondom ons, Wij vroe-
gen Springer wat het was, Springer gaf mij ten
antwoord als dat den Capitain geseijt hadde, dat
Wij hem de beesten zouden afneemen, en met
ter op quam Springer nam al de Klijne Jongens
om water te haelen en is niet weder gekomen, des
nagts mooij weer omtrent 7 uuren, quam Coert
en La Febre die waeren alle bijde swaar gequetst.
Wij Vroegen waar mijn heer Stefler en Sligting
en d'andere Beijde waeren, Coert en La Febre gaf mij
ten antwoord dat se seer gequest waren, omtrent
4 'Smorgens quam Voerman en Coning en Bringt
tijdeng dat mijn Heer Stefler dood was, en heeft
hem begraven, en Sligting die Lag op 't Sterven,
Coning de was gestooken in sijn arm maar niet
veel, Omtrent 5 uuren al het goed nagesien, een
parthij Coralen gevonden en wat rijst en wat meel,
en wat aracq, en ik heb het volk tot getuigen
geroepen, 101 Bosjes Clijn en Groot door de haa-
stigheijt maar in de sak gegooijt:

Donderdag 19 dito: 'Smorgens mistig en reegen 'strok met den
dag, de swarten alle gaan agter ons met groote
Schielden wel omtrent 400 man en gooijden
Assegaijen op assegaijen na ons, die braak
wij allegaar in stucken, gaaf een schoot of 4 daar-

[einde bl. 527]
begin bl. 528

onder soo een maal of 8. daar vielden een stuk op 5,
doen quam der soo veel niet meer, maar omtrent tot
agter middag omtrent 3 uuren onse Lager op geslagen
desen dag is een van [xxxxxxxxxx xxx xxxxxxx] onse
draag ossen blijven leggen op 't pad met parthij van het
goed, dat op hem geladen is.

Vrijdag 20 dito: 'Smorgens mooij weer, braken op en vertrocken, des
daags nics voorgevallen, omtrent 3 uuren agter mid-
dags onse lager op geslagen bij een negerij van de selve
natie, maar sy liepen weg, en bennen de heele nagt niet
weer gekomen, des avons gaf ik het volk wat rijst
om te kooken en aten het soo droog op.

Saturdag 21 dito: 'Smorgens mooij weer braeken op en vertrocken
tot omtrent 'Sagtermiddags, omtrent 4 uuren
quamen bij een negorije de Cap.t: gen: matollo
hoeman daar vond ik Springer en manibân,
Vroeg Springer waar dat hij gebleven was hij
gaf met ten antwoord, dat de swarten hem en
manibân en d'andere overrompelen woud en daar
bleven Wij dien nagt, desavons ruijlde ik 8 hoenders
en gaf die het volk 't eeten met wat meel 48
strengen, des nagts mooij weer niet voorgevallen.

Sondag 22 dito: 'Smorgens mooij weer en stil, weer op gebro-
ken met den dag en bennen gemarcheert tot 'sagter-
middags omtrent 3 uuren quaamen bij de revier
van matolle safonke, en ik Liet aan stonds

[einde bl. 528]
begin bl. 529

een swarten over swemmen, en liet een schuijt
haalen om de beesten en het goed over te brengen tot
na de Cagie van de Capitain, en ben doen daar
de nagt gebleeven. Ik gaaf aan de Zwarten voor het
dragen 40 strengen, doen heb ik een bok geruijlt
voor het Volk om te Eeten en 2: groote potten pom-
be 76: Strenge, / onder stond / int fortresse
Rio de la goa den 15 Januarij 1724 /: lager: / accordeert
/ : Was geteekent: / Jan Michel :/ nog Lager:/
accordeert /: geteekent :/ R. Tulbagh E.g. Clercq.


En na hierdie ekspedisie wat nie so lekker verloop het nie, volg 'n ondervraging:
begin van bl. 529

Dingsdag den 24. August: 1724.
present d'E Jan Michel opperhooft de-
ses Comptoirs en door sijne ordres als gecom-
mitteerdens d' adsistenten Jan Cordes en Anthonij
Hoorens, omme ex acta Interrogatoriente
doen, aan de naar genoemde, hoe, en op Wat voor
Een Wijse den provisioneel Secunde S[ergeant] Jan
Christoffel Stefler van maagdeburg den Ser-
geant Eldert Sligting van dingsted sijn ter
dood gekomen, geduurende de landtogt die
meergem:e Steffler onder nomen hadde naar
den berg de welke omtrent 10 uuren van
dit fortresse legt, zoo luijden haare ver-
klaring en van een [ver]der uit particulier als volgd

[einde van bl. 529]
begin van bl. 530

Jan Mulder vaan de Caab de Goede Hoop p.l. Corpor:l.
mede op de land togt geweest sijnde, en gevraagd
ofte niet weet op wat wijse den boven gem:e Secon-
de en den Sergeant Sligting haar leven verloo-
ren hebben, geeft tot antwoord, dat sijnde den 9.
deses van het fort vertroken, hebben hun laet
gehouden omtrent 2 uuren van hier bij de negorije
van Matollo, alwaar de Eerste nagt gerust heb
ben met den dageraad sijn van daar weder om
op gebrooken en gekomen tot bij de tweede Matollo,
Sijnde Steffeler g'accompagneert van den decla-
rant met 2 soldaten Christian Willem Voerman
en Wouter Van meel asook uijtgegaan tot meer-
gem:e matollo, de Welke 2 groote uuren van
de Eerste afwoonde de 13. sijn g'avanceert tot aan
de bergen die van heer [konman] gesien worden, en
sijn gekomen bij swarte natie die 'niet gesneeden
is, den 15 sijn gekomen bij de Groote Cap:t van
dat Land leggende aldaar 2 dagen stille, den 17.
'Savons hadde mr. Steffeler tegens den decla-
rant gesegt dat hij het Land woude wat Verder
in gaan, mits recommandeerende hem, dat
wel sorge soude draegen in sijn absentie dat
hun de swarten niet overvielen, 'smorgens
daar op sijnde den 18 is hij met de Sergeant
Sligting en 4 man Louis la febre, Coert beudecker

[einde van bl. 530]
begin van bl. 531

Ed'Zard Ferdinand Koning en Christiaan Willem Voerman
vertrokken recommandeerende hem nog eens
op sijn affairen te letten, seggende dat des
anderen daags 's avonds wederom soude komen,
dien selfde dag sijnde omtrent 7 uur 'savonds
was Louis la Febre met Coert beudecker weer om bij de
troep gekomen, sijnde de selve seer ge[q]ueest daar
bij relateerende, dat mons. Steffler en den Sergeant
mede seer gequetst waren 'smorgens den 19. om-
trent te 4 uuren waren meerm:e voerman en
Koning ook wederom bij hun gekomen bren-
gende notitie dat mons.: Steffler van sijne
quetsuren overlede en begraven was, en dat den
Sergeant Sligting op Sijn Sterven Lag Sijnde
Coning mede in sijn arm gequetst, waarop
geresolueert hadde haaren march weder om naar
het fort te nemen, gelijk ook dien dag hadden
effectueert sijnde de s'voorige nagts rondom
haar lieden vuur van de swaarten aan ge-
leijt die haar beesten al hadde weg gedreven,
en hun dien dag met assegaijen g'attaqueert,
de Welke Egter geen schaden gedaan hebben dog
Eenige van de swarten waeren dood geschooten
en andere gequest, en waeren tegens den
middag van hun verlaaten, en haar march geprose-
queerd tot den 23. 'Smorgens te 9 uuren, wanneer

[einde van bl. 531]
begin van bl. 532

wederom op het fort sijn g'arriveert, dit alles boven
geseijde hem declarant voorgelesen sijnde, geeft
voor reeden van alles wel gehoord en verstaan te
hebben en de pure en sincere waarheijt te sijn,
en beloofd des noods en daar [t]oe versogt sijnde
sulx met solemneele Eede te bekragtigen, En
in teeken der waarheijd, heeft dit met sijn eijgen
hand onder teekent, benevens de onder staande
geecommitteerdes, In't fortresse Rio de
La Goa datum ut Supra (was geteekent:/
Johannes mulder / ter zijnde stond : / als gecom-
mitteerdens, Jan Cordens en Anthonij Hoorens.

EdZard Ferdinand Coning van Norden
Zoldaat sijnde een van degeene de welke met
Mons: Steffler en den Sergeant Sligting op
Comando was geweest, binnen geroepen en ge-
vraegd sijnde, hoe en op wat voor manier de twee boven
gen:e sijn dood geraakt; en wanneer dat van het
ander Volk waren weg gegaan, geeft tot ant-
woord, dat hij den 17. deses van Mons: Steffler
was geroepen worden, de welke hem gesegt hadde
dat sig moeste gereet maken, van den an-
deren dag vroeg met hem op Commando tegaan,
Als meede dat sig soude voor 2 dagen pro-
viandeeren, gelijk hy declarant dan ook

[einde van bl. 532]
begin van bl. 533

gedaan heeft, en des anderen daags sijn de den 18 met
het lumieren van den dag sijn van het andere volk ver-
trokken, Mr.s Steffler den Sergeant met hem dec-
larant en drie van sijne Cameraden Louis lafebre
Coert Beudeker en Christiaan Willem Voer-
man met nog 2 swarte Jongens die omtrent
haere woon plaats bij het fort hebben,
sonder dat een van hun luijden het pad wiste,
en alsoo boswaarts sijn ingegaan, dwalende
sonder te weten waar naar toe Gingen, waar
op noog een Jongen en gen:e Masiam al Crijtende
heeft gesegt, wat sullen wij hier daen sonder
de weg te weeten, dog m:s. Steffler daar toe geen
gehoor gevende, heeft al voort gegaan tot omtrent
middag, wanneer bij een reviertje sijn gekomen
en het selve gepasseert sijnde hebben gegeten
en gedronken waar op monsieur Steffler
met den Sergeant en den rest van het volk
sig hebben een uurtje te ruste begeven
en hij declarant wacker gebleeven. Korts
daarop heeft gesien naar hun toe komen
3 swarten, waar op Mons.r Steffler en de
Meerdere heeft geroepen, en de swarte bij
hun komende heeft gesien, dat den eenen
was de tolk, die hun gebragt had bij de
Negorije van den Capitain daar het volk lag

[einde van bl. 533]
begin van bl. 534

en den andere was den broeder van den Capitain
den tolk hadde gesegt tegens mons.r Steffler dat
den Capitain hem liet seggen dat seer qualijk
deede dat verder landwaarts inging sonder dat
de weg wiste en in dien dog gaan woude, dat
al sijn volk moeste mede nemen, hij declarant
hadde hem mede gesegt dat het volk uijt de negerije
was daar ons volk hatte hilden egter mons.r
Steffler heeft daar naar niet willen luijsteren
maar toe Contrarie coralen belooft, om hem het
padtewijsen, naar een eerder negorij waar op den
tolk hem g'antwoord hadde dat het graag woude
doen, maar dat het wel een [weijle] van 4 dagen was
eer d' aan konnen komen, ondertussen sijn nog meer
swarten aangekomen, makende alsoo int geheel
het getal van 25 man uijt, soo gaande heeft mons.
Steffler aan den broeder van den Capitain gesegd,
hij soude en moeste hem op het Pad brengen,
en naar eenige quaade woorden heeft hem de
Snaphaan voor de Cap. geset met Dreijgementen
dat indien hem niet naar een andere negorije
bragte, dat hij hem woude door de schieten, waarop
de negers sig stil hadden gehouden, toe dat ge-
komen waeren bij een revier, het welke den de-
clarant was gepasseerd om sijn geweer over
te brengen, en wederom gekomen om m.r Stefler over te dragen

[einde van bl. 534]
begin van bl. 535

den welke op sijn schouders hebbende, omtrent
in't midden van 't revier heeft gehoord dat den
Sergeant Sligting hadde geroepen, Mijn God
ik ben gequetst. En korts daarop mons. Steffler
Mijn God, Sij hebben mijn het hert afgestooken,
waar op hij declarant hem aan d'over zijde gebragt
hebbende, lieft hem in het Zand neer geset, en
voelende sig selfs gequest, heeft sijn geweer
genomen, en den moordenaar van Monsieur
Steffler doodgeschooten, verders heeft gesien
dat Coert beudecker en Louis lafebre mede seer
gequetst waeren, hebbende de Laatste de assagaij
nog in sijn rug steeken, die hem door een van
de swarte Jongens die bij hun hadden, uitgetrocken
[Ver]treckende die twee van daar om het resteeren-
de volk, dat gecampeert gebleeven was, te soeken
blijvende hij declarant met Willem Voerman
bij mons.e Steffler en den Sergeant Sligting,
gevende d' eerste de geest, 'Savons omtrent 8.
ag uuren, maar den Sergeant hadde het leven
gehouden tot 'snagts omtrent 12 uur wanneer
seer wijnig Leven en geen spraak meer bij hem
was, en dewijl niet langer [d erf den] hozardeeren
aldaar te blijven, hadde mons.r Steffler best
mogelijk begraven, en den Sergeant toegedekt, nee-
mende hun march naar het Campement; alwaar des

[einde van bl. 535]
begin van bl. 536

morgens omtrent 4 uuren en sijn g'arriveert al het welke
Boven gesegd hem declarant klaar en duijdelijk
voorgeleesen hebbende, geeft voor reeden van weeten-
schap van alles wel gehoorden en verstaan te hebben
en dat sulx de puure en sincere Waarheijt was,
verobligeerende des noods sijnde en daartoe ver-
sogt sijnde, sulx met solmneele Eeden te
willen bekragtigen, en in teekender waarheijd
heeft dat met sijn eijgen hand ondertekent: bene-
vens de onder staande gecommitteerders, datum
In Loco ut supra /: was geteekent: / EdZard Ferdi-
nand Koning ter zijde Stond: / als gecommit-
teerden Jan Corde[n]s & Anthony Hoorens.----

Christiaan Willem Voerman, Van Halber-
Stad Zoldaat mede op Commando geweest sijnde
met Sr. Steffler, verklaard toe dat [secunde?] Siergeant
Steffler hem op 17. deeser 'savonds hadde gesegt dat
sig moeste klaar houden van des anderen daags
vroeg met hun op commando te gaan, en dat sig
soude besorgden van proviant voor 2 dagen 'smor
gens daar op sijn xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
de den 18 met het lumieren van den dag sijn
vertrokken met [haaar 6. man] als ms. Stefler, den Serg:
Eldert Sligting de Soldt:e Louis lafebre, Coert beudecker,
EdZard Ferdinand Koning, en hij, declarant

[einde van bl. 536]
begin van bl. 537

met nog 2. swarte Jongen die van het fort mede
hadden genuomen, sonder dat een padwyser ofte
ijmand anders bij hem hadde, en alsoo den bosch
ingegaan, sonder teweeten waarna toeginge dwa-
lende alsoo tot omtrent 'smiddags, wanneer
bij een Revieer quamen, alwaar hun dorst hebben
gelest en ijest gegeten, neemende daar een wijnig
Rust, en uur daar naar waerende swarten
gekomen afgesonden door den Capitain van de
negorije, daar het resteerende van het volk gecam-
peert lag, hebbende den eenen daar van voor
tolk gedient, en den anderen den broeder van den
Capt. de welke door ordre van den Capt. m.r Stefler
wouden persuadeeren, dat weder om soude kee-
ren, en in dien daar dag bij woude blijven van verder
het Land integaan, dat dan beeter soude doen van
al het volk mede te nemen, tot meerdere secu-
riteijt, dog mons.r Stefler hadde daar na niet
willen luijsteren, en siende meer swarten aen
gekomen, heeft de selven laten bij hem roepen
en hun coralen gepresenteerd, om hem na een
ander negorij te breng, die welke sij hadden ge-
excuseert, seggende dat het al te verre was en dat
onder tussen op de weg mog te komen van honger
en dorst te sterven, dog Sr. Stefler meenende
dat sij sulx alleen tegens hem seijden om hem van

[einde van bl. 537]
begin van bl. 538

sijn dessein afteschricken heeft hun niet willen
hooren, maar ter contrarie per force willen
hebben dat hem, op het pad soude brengen, deede on-
der tussen den broeder van de Capitain met quade
woorden aan, daar bij settende hem de tromp van de
snaphaan op de Borst, seggende dat indien hij hem
niet bij een andere negorije bragte, dat hij hem wou-
den dood schieten, En fin de swarten waeren bij
hun hier gegaan, tot dat 3 Revieren gepasseert
waren en komende aan de vierde hadde sij sig op de
grond geset en hadden willen vuur aan maken
het welke hem door Mons.r Steffler was belet, maar
dat met hem soude gaan, maar dat met hun zoude
gaan, waarop hij declarant het Revier gepasseert
zijnde met sijn Cameraad Coning heeft gesien
dat de selve wederom is terug gegaan, om m.r
Steffler over te dragen, met de welke in't revier
gekomen sijnde, heeft gesien, dat den Sergeant
Sligting seer gequetst wierde, en soo immedi-
aat mons. Steffler met La Febre en Coert Beudec-
ker, ook Coning hadde Mons. Steffler in't Zand neer
geset, en vol[g]en[de] sig selfs ook ligt gequest, heef[t]
den moordenaar van mons. Stefler dood geschoo-
ten, Sergeant Sligting naar een Schoot gedaan
te hebben en wederom willende sijn Snaphan
Laden, was voor over gevallen, Louis lafebre

[einde van bl. 538]
begin van bl. 539

naer hem de assagaij, die nog in sijn Rug staak,
was uijt getrokken, was met Coet beudecker weg ge-
gaan, om het Campement te soeken en hij met Coning
waren ter plaetse gebleeven, daar m.r Stefler en
den Sergeant laagen de swarten na dat gesien
hadden dat vuur om der hun wierd gegeven
waren weg geloopen, mons. Steffler was
g'expiereerd omtrend 8 a 9 uuren 'Savonds, en
aldaar van hun begraven, Zergeant Sligting
hadde nog asem gehaalt tot omtrent 12 uur
in de nagt, ende terwijl wijnig ofte geen leven
meer in hem sagen, door dien de handen en
voeten al kout waeren, en de om langer daar
te blijven met durfden hazardeeren, hadde hem
toegedekt, en hun march naar het Campment
genomen, alwaar 'Smorgens omtrent te 4 uuren
waren gearriveert. -
Als het welk boven geseijde hem declarant
Klaer en duijdelijk voor gelesen sijnde, geeft
voor reden van weeten schap alles wel gehoorden
de verstaan te hebben en dat het geene daar in
gespecificeerd de puure en sinceere Waarheijt
was, en des noods en daar toe Versogt, sijnde [Ver]-
obligeert sig het met solmneele Eeden te bekragti-
gen en tot meerder Confirmatie heeft dit met
sijn eijgen hand onder teekent benevens de onder

[einde van bl. 539]
begin van bl. 540

staande gecommitteerdes datum in Loco, ut su-
pra /: Was geteekent :/ Christiaan Willem Voerman /:
ter Zijde stond: / als gecommitteerdens Jan
Cordes en Anthonij Hoorens.

Louis la Febre, van Paris Zoldaat mede
door mons. Steffler gecommandeert om met hem
te gaan gevraagt sijnde op wat voor een Wijse
[den?] mons: Steffler was ter dood gekom [Ver]klaert
hoe dat hij volgens ordre van mons: Steffler sig
voorsien hadde van proviant voor 2 dagen was
den den 18 deses met het Lumieren van den dag
vertrokken, met [den?] Mons.r Steffler, den Sergeant
Sligting en sijn Cameraden Coert beudecker, Ed-
Zard Ferdinand Coning, Christiaan Willem Voerman
met nog 2 Swarte Jongens die met hun van
het Fortresse waeren gegaan, Sonder eenige
andere guide ofte padwijser mede te nemen
en alsoo in het bos dwalende sonder te weten
waarna toe soude gaan omtrent 'S middags
wanneer bij een revier waren gekomen en
Sig aldaar neergeset omme sig te laven met
Eeten en drincken, en een Wijnig rust nemen
dog maar het Verloop van een Uur waeren 3
Swarten gekomen, afgesonden Van den Capt.
van de negorije d' aan het Volk gecampeerd

[einde van bl. 540]
begin van bl. 541

Lag. Zijnde den een en een tolk geweest, die hun hadde
bij de negorije gebragt, en een broeder van den
Capitain de welke versogte aan mons: Steffler
dat dog niet wilde verder gaan, door dien hem
het pad onbekend was, en eerdat aan een andere
negorije konde komen wel 4 dagen moesten gaan
als meede dat indien van sijn voorgenomen In-
tentie [niet] woude afstaan dat den veel beter
soude doen van al sijn volk mede te nemen, dog
mons. Steffler hadde niet willen naar hun
reeden luijsteren, den kende, dat het maar
alleen was om hem bang te maken, onder-
tussen had mons. Stefler meer Swarten die
op de Jagt waeren bij hem laten komen, pre-
senteerende Coralen om hem het pad te wijsen
naar d' eerste negorije, dog sij excuseerden
sig dat het te verre was dus omtrent 25 man
stark sijnde, de swarten bennen met hun heen ge-
gaan tot aan een Revier, hebbende reets 3. gepas-
seerd, wanneer mons. Steffler den Broeder
van de Capt: met quaade woorden getracteerd
seggende tegens hem declarant, dat hem soude
een stuk Lond Langen, om hem daar mede te
binden, dog hem sulx afradende, heeft de
Snap haan genomen, en de selve hem op de
borst gesteld, seggende dat indien hij hem niet tegens

[einde van bl. 541]
begin van bl. 542

den avond aan een negorije bragte, dat hem woude
dood schieten de swarten hilden sig stil, tot
dat het quam aan het passeeren van de
Revier, alwaar den mede Zoldaat Coning
mons:r Steffler op sijn rugge genomen hadde om
over te dragen, dog in het Revier sijnde, was
[den?] mons.r Steffler gequetst, als mede den Ser-
geant en Coert beudecker, en hij declarant
hebbende d'assegaij nog in sijn Rug sitten
de welke hem naar de hand door een van de
Swarte Jongens die met hun had genomen
was uijtgetrocken, en terwijl hij een meer
gem:e beudecker Swaar gequestst en flaauw
waren hebben, geresolveert met hun beijden
het Campement te soeken, latende daar
mons: Stefler en den Sergeant in een misera-
bele staat, en bij hun gebleven de Soldaten
EdZard Ferdinand Coning, Christiaan Willem
Voerman, en sij bijde waren 'Savonds om-
trent 8 uuren in het Campement gekomen
latende sig verbinden; al het welke boven
geseijde hem declarant voor gelees en sijnde,
verklaerd sulx alles de puure en sincere
waarheijt te sijn, gevende reden van weten
Schap, dat alles wel gesien hadde ende des
noods en daar toe versogt sijnde, verklaerd

[einde van bl. 542]
begin van bl. 543

het selve met solemneele Eeden te bekragtigen
en tot meerder Confirmatie van waarheijt heeft
dit met sijn eijgen hand onderteekent, benevens
d'ondergeschrevene gecommitteerdens, datum
In Loco [ut supra] :/ was geteekent: / Louis la febre
/: ter Zijden Stond / als gecommitteerens,
Jan Cordes en Anthonij Hoorens.

Coert Beudecker van Ammenee, Sol-
daat, die mede met mons. Steffler opcommando
is geweest, gevraagd sijnde, op wat voor een
manier mons. Steffler en Sergeant El-
dert Sligting waeren op het leven gekomen, geeft
tot antwoord, hoe dat hij declarant sig met sijn
Camerade Louis la febre Edzard Ferdinand Coning en
Christiaan Willem Voerman door ordre von mons.:
Steffler sig hadde gereed gemaakt en met 2 dagen
proviant Voersien waeren den 18 deser 'Smorgens
met het lumineeren van den dag onder het geleij-
de van het [V.] mons.: Steffler en den Sergeant met
nog 2 Swarte Jongens vertrokken gaande Boswaarts
in sonder weg of steg te Weeten ook hadden nie-
mand bij hun die deselve hun konde thoonen
en alsoo den gantschen voormiddag hem [heen?] en weer
gekruijst, sonder te Weeten waar omtrent dat
waeren, daar en boven segt een Swarten Jongen

[einde van bl. 543]
begin van bl. 544

gen.t. Massian sig hadde laten verluijden, dat seer slegt
was naar ene plaatse die men niet een Wiste
sonder padwijser te gaan, dog mons: Steffler hadde
sig daar aan niet gekreunt, omtrent 'Smiddags
waaren gekomen bij een Reevier, al waar hunne
Swacke lighamen in iets hadden gelaaft, Willende
een wijnig Rust nemen, Een Uur omtrent daar,
na waeren drie Swarten gekoomen waar onder
Een was dat haar Tolk was geweest tot aan de
Negerije van den Capitain daar het Volk gecampeert
was, en den andere was de broeder van De Capt. komende
uijt sijn naam. Versoeken mr. Steffler, dat niet geliefde
verder te gaan, de wijl aan geen negerij kost komen in den
tijd van 4 dagen, en indien dog van sijn dessein niet wilde
afstaan dat dan beter soude sijn van al sijn Volk mede te
nemen, dog m.s Steffler wilde naar sulx niet luijsteren
maar ter contrarie presenteerde Coralen om een padwijser
te hebben waar van sij sig excuseerden, naar der land qua-
men nog meer swarten, makende omtrent het getal
uijt van 25 man en gingen met ons, dog m.r Stefler
per force hun willende dwingen, dat hem een Weg
naar een andere negerije te wijsen hadde geset aan Louis
La Febre, dat hem soude lond langen, om den broeder
van den Capitain daar mede te binden, omme hem
soo te dwingen dat hem soiede volgen, dog La Febre
hem sulx afradende, heeft Mr. Steffler hem de Snaphaan

[einde van bl. 544]
begin van bl. 545

op de borst geset, met dreijgementen, dat in dien hij
hem dien avond niet aan een negerije bragte dat
hem woude voor den Cap. schieten de negers onder-
tussen hielden haar stil en gingen mede tot aan
een Revier quamen daar over moeste sij, setten
sig neer en wouden vuur maken, maar mons. Steffler
heeft het niet Willen [aan steeren] en Vervoegde sig
naar de Revier heeft den mede Soldaat Coning hem
op sijn Schouders genomen om over te dragen,
dog sijnde alle omtrent midden in't Revier, heeft
den declarant op een maal differente assegaijen
gesien op hun afkomen, met een van de welke
bij mede swaer was gequetst, en komende aan
d'andere kant van het revier heeft gesien dat
mons:r Steffler door en door sijn Ligham was
gestooken, dat sijn ingewand buijten hing, als mede
den Sergeant Sligting en Louis La febre hadde een as-
sagaij in de rug Steeken, die een van de Jongens hem
weder om moste uijtgetrecken, Coning was mede ligt
geblesseert in een arm, dog hadde den moordenaar
Van Mons.r Steffler doodgeschooten, de Swarten
waeren al Verloopen, en de wijl den decla-
rant: Seer flauw was als mede la febre, hebben
met hun beijden geresolveerd het Campement te
soeken, latende mons:r Steffler en den Sergeant
In een seer slegte Staat, en bij hun de Soldaten

[einde van bl. 545]
begin van bl. 546

Edzard Ferdinand Coning en Christiaan Willem
Voerman, en sij met hun beijden waeren g'arri-
veert omtrent 8 uuren 'Savonds bij het Campement
en hun laten verbinden; Al het welk hem decla-
rant klaar en duidelijk voorgeleesen sijn de
geeft voor reden van wetenschap van alles wel
gesien en gehoord te hebben Verobligeerende sig
daar en boven des noods sijden, en daartoe Ver-
sogt, het selve met solemnueele Eeden te be-
kragtigen en tot meerder Confirmatie heeft
dit met sijn eijgen hand onder teekent met
d'onder staande gecommitteerdens, datum ut supra /
/: was geteekent: / X dit is het teeken Van Coert beu-
decker /: ter sijde Stond : / als gecommitteerdens
Jan Cordes & anthonij hoorens / Lager :/ accordeert,
/ Was geteekent :/ Jean Michel / nog Lager: / accor-
deert /: en geteekent : / R. Tulbagh E:g: Clercq.

[einde bl. 546]


In die Daghregister van Rio de la Goa van 1723 kom nuwe inligting verder na vore ("parool" is die wagwoord vir die dag):

Augustus 1723
donderdag 5. dito: 'smorgens mooij weer, den p.l. seconde door sijn
geduurig aanleggen van de zoogenoemte Coperebergh
te besien, is na deliberaatie toegestaan het selve
te onderneemen waarop hij een Notietie heeft inge-
geeven van het benodigde uit Comp:s Packhuijs
meijnende aanstaande maandagh te vertecken
en sijn door 3. beesten g'emploijeert om het dra-
gen te leeren, verders onse sieken als vooren.

vrijdag 6. dito: 'smorgens mooij weer continueeren van klarig-
heijt te maaken, naar de landtogt, en bennen
de mensen die meede sullen gaan gewaarschouwt
om sig te versien van een Cnapsak tot Provisie
en een Ligte Callabassa tot vogt, de sieken
continueeren nog 2. int gestal.

saterdag 7. dito: 'smorgens en den geheelen dag mooij weer
de Provisie [?] tot de Landtogt word afgewogen
en klaar gemaakt, om is 't moogelijk aan-
staande maandag te vertecken, verders
van belang niet gepasseert, de sieken als vooren.

sondag 8. dito: den geheelen dag mooij weer den seconde is vast
geresolveert morgen met den dageraad de togt
na de Cooperberg aan te vaarden blijvende voorts
den geheelen nagt mooij weer, onse sieken con-
tinueeren als boven

maandag 9. dito: Parool behoude Rijse, den p.l. seconde Jan
Christoffel Steffeler, is met den dageraad geac-
compagneert van een sergeant, een meester een Corpo-
raal 13 gemeene, en 3 matroosen vertrocken heb-
bende met hem genoomen 3 draagossen, om de
proviant en Coopmanschappen te dragen tot aen
de blaauwebergh waarnaar per force tegens ordre
van het opperhooft heeft willen gaan, protestee-
rende tegens dito opperhooft, zeggende dat het tot
Interest van d'E.Comp. was en indien het hem niet
toegestaan werde, dat daar over aan onse heeren
en meesteren zoude klagen, den almoogende wil
hem geleijden, hij vermeijnt in den tijd van 14 dagen
wederom te komen, en de bergen leggen maar om-
trent 10 uuren van hier, van dag is het Canon
schoon gemaakt alsmeede is begonnen een muur
van riet te maken aan het Logiment van de sol-
daten, dewijl de klij niet langer wilde houden, ook
sijn 4. matroosen gesonden om Pallisaden te kap-
pen tot het maken van een nieu Corps de guarde

verders niet gepasseert sijnde den geheelen dag mooij
weer de wind N.N.O.t nog 3 siecken en 1 Inpotente.

saturdag 21. dito: Parool, onchristen ongeloove, mooij weer
de wint O.Z.O.t een Inlander is gecoomen uijt
ordre van den Capt. Tembi, om ons te seggen dat
ons volk g'attacqueert was geweest van d'In-
landers bij de SmidsCoole bergen omtrent 20:
uuren van hier en dat 4: a 5 dooden hadden het
Logement van de soldaten is klaar, houden nogh 4.
zieken.

sondag 22 dito, Parool, vollen hoop, mooij weer de wind N.t.
een Klijne Jonge, die met ons volck is geweest
is op het Fort gecoomen seggende, dat den seconde
Johan Christoffel Steffler met den Sergeant Eldert

Sligting alsmeede 2. Soldaten Coert Beudecker,
en Louis Lafebre dood, waaren nog 2 sieken en
1. Inpotent.

maandag 23. dito. Parool, God met ons, mooij weer de wind
N: en O.t. het Commando is wederom gekomen
s'morgens omtrent half tien uuren, gecom-
mandeert door den p.l. Corporaal Jan Muller
van de Caab de Goede Hoop, de welke heeft Rapport
gedaan, van den dood van den tweeden Jan Chris-
stoffel Steffler van Maagdenburg en den
Sergeant Eldert Sligting van Dengsteden
3. gequesten soldaten, Coert beudecker, Louis
lafebre en Edsardt Ferdinand Coning waar van
de 2. Eersten swaar gequest waaren, een
draag os, was omtrent 18 uuren van
hier op het Pad gebleeven, met Partij van
de Effecten daar meede gelaaden was, houden 2.
swaar gequesten 2 sieken en 1 Inpotent.

dingsdag 24. dito: Parool de Caab, mooij weer de wind N:O:t
het Restant van de Coralen, die van het Comman-
do sijn wederom gekoomen, is [Ver]deelt onder
d'Inlanders die bij ons volk sijn geweest, als
tolken en guiden, Coert Beudecker, is,
seer slegt, Louis La Febre, aan de betere kant
Edsard Ferdinand Coning geneesen, houden 4.
sieken en 1 Inpotent.

woensdag 25. dito: Parool, maagdenburg, mooij weer, de wind,
O:Z:O:t om in dese maand de boeken te sluijten
hebben vendutie gehouden van de goederen, van
Stefler, en Sligting, verders niet voorgevallen, het
volk werkt continueelijk aan de Corps de guarde
de sieken en Inpotenten als vooren.

Ondertussen het die 'volk' (dit is die dienaars van die Kompanjie) hout vir die pallisade gaan kap by Tembi. Die vraag is: as die eerste nuus al op 21 Augustus gebring is, op las van die Kaptein Tembi aan die Fort, waarom eers amper drie weke laat verloop voordat jy wraakaanvalle wil loods?

September
maandag 13. dito: Capit:n Tembi,
heeft d'stuur [heer?] Michel, Laaten versoeken om
4 of 5 snaaphaanen om te gaan massacreeren
de Hottentods die ons volk hadden dood gestecken
maar [dito] [H:r] heeft het gerefuseerd deselve te
geven, waarop sijn weg gegaan.

Woensdag 22 dito: Parool Heijde, stil weer en reegen, den ge-
heele dag niets voorgevallen, de sieken als boven,
een van de draag ossen die van de Landtogt gekoo-
men sijn is Verekt, de swarten van Tembi sijn
weederom gekoomen, hebben 2 hottentots dood ge-
stooken... als meede alle de vrouwen en kinderen
die gevonden hebben onder pretext van ons volk
te revengeeren, en heeben alles geplundert wat
gevonden hebben, en veel vee mede gebragt.