Wolraad Woltemade: Verskil tussen weergawes
Content deleted Content added
Lyn 39:
{{cquote|
:Verhef den
:Verhef, en loof hem eeuwen lang!
:
:Dien loont geen goud, dien loont gezang.
:God dank! dat ik zingend
:De schittrende deugd van den waardigen man!
:Noordwestens stormwind
:Sloeg met verwoesting
:De bliksems
:De kruin des Tafelbergs in brand.
:Schor rolden de donders en dreunden in
:
:Zwaar viel, als lood, de hagel neêr;
:De lucht scheurde op; een stortvlaag goot
:Met plas op plas in
:Zich uit der wolken
:De baai was in schuim, en de
:
:Voor anker lag daar schip
:Het golfgezwalp ging hoog en laag,
:Sloeg hemelwaarts of tegen klip,
:Of d’afgrond toe
:Naauw hielden hen anker en touw in den nood,
:Drie
:Ris! spleet een bliksemschicht den mast
:Van ''Duivenburg'' met
:''De Thomas'', door den storm verrascht,
:Verloor
:
:
:Geslingerd, redde- en haveloos,
:Door
:Reeds half vermorseld, sloeg een hoos
:En dwarrelwind
:Het kantelde, kraakte, de mast brak af,
:
:Zoo lag
:Door midden sloeg
:Het zinkt; nu
:En
:De zee, met
:Verslond straks het voorschip met man en met muis.
:
:
:
:Is alle
:Doch stonden, te midden van
:Nog de achterste deelen van
:Een aantal volks vloog derwaards heen,
:En strekte, door den angst vermand‚
:Der Kaapsche schaar, vol schriks
:De zwakke handen toe naar
:‚Erbarmen, erbarmen in jammer en nood!
Lyn 107:
:De kust der Tafelbaai was slechts
:
:Doch niemand was 'er links of
:Die iets tot redding dorst bestaan:
:
:,Geen menschenmin krachtigen
:Reeds dieper zonk
:Hard beukte de oevers
:De donders loeiden, feller stak
:De storm weêr op, der
:‚Erbarmen, erbarmen in jammer en nood!
:,Redt, helpt! achbous armen, ontrukt ons den dood!’
:Wanneer klinkt dan, den
:Ter eer,
:Welaan,
:Zeg op.... den held! wie is het wel?
:Wie trotst en den stroom, en den wind, en de zee?
:Wie dringt 'er zich zoo in der
:Een
:Een melkman slechts, van naam gering,
:Belaân met tienmaal zeven jaar,
:Vloog heen, waar
:Waar duizenden stonden naast rampspoed en nood,
:Doch niemand
:„ Waartoe
:
:Zoo spreekt
:Welks krachten
:
:„, Ach! Wolraad! ach! Wolraad! ach! waag u toch niet!"
:„, Ach! baatte
:„, Hoe fel de branding
:„, Maar ach ! - „ Wat uitvlucht ''ach'' ! gestaag?
:„ Wie helpen wil, die kan het ook !”
:Nu spoort
:„, Ach! Wolraad! ach‘. Wolraad! ach! waag u toch niet!”
:’t Volk valt den renner in den toom:
:„, Ach! zie den loop der Zoutrivier!
:„, Veranderd is de gansche stroom
:„‚ Vergeefs beproeft ge
:
:Sloeg Wolraad hunn’ angstigen raad in den wind.
:
:En, fluks naar
:Stort zich de ruiter met
:Vol moed in 't ruime pekelveld.
:
:
:
:Zich draait,
:Zoo zwenkt het paard zich‚ met den hoef
:De
:Zoo zwemt het, al spartlend tegen den vloed: ▼
:„ Op mannen! daar ben ik! hervat nu den moed!
:„ Al wat ik kan, dat zal ik doen,
:„ Wat God in
:„ Dat twee van ’t schip zich tot
:„ Straks keer en haal ik de andren af.
:„ Doch twee maar, om Gods wil! slechts twee, en niet meer,
Lyn 178:
:Nu springt het eerste paar in zee:
:„ Moed, mannen!
:„ Houdt moed! straks haal ik weder twee,
:„ Zoo God voor u
:
:En
:Wat dank is aan den dank
:Van dit geredde menschenpaar ?- :Doch Wolraad wil geen
:Nog
:Ja, wat ook de
:
:
:Stort
:Luidbruischend snuift
:Dat
:
:„Komt, mannen! doch twee maar, om Gods wil! maar twee
:Fluks springt het tweede paar van boord,
:„ Moed, mannen!
:„ Vaartwel! zoo God
:„ Red ik u allen met
:
:En
:Hoe ook de zee
:En
:
:Het woên des
:Steeds
:En zevenmaal keerde
:Reeds tweemaal zeven zielen had
:De
:
:
:„Ach!" baden hem
:„Ach! Wolraad! ach! stel u niet meer in gevaar
:Doch onder ‘s melkboers wambuis sloeg
|